www.GotQuestions.org/Nederlands



Vraag: "Wat is afvalligheid en hoe kan ik het herkennen?"

Antwoord:
Het Griekse woord apostasia betekent “een opstandigheid jegens een gevestigd systeem of gevestigde orde; een rebellie; een verlating van of breuk met het geloof.” Ten tijde van de eerste eeuw was “afvalligheid” een technische term voor politieke opstand of het overlopen naar een andere zijde/partij. In onze tijd bedreigt afvalligheid het Lichaam van Christus op dezelfde manier als in de eerste eeuw gebeurde.

De Bijbel waarschuwt tegen mensen zoals Arius (ca. 250 – 336 na Christus), een Christelijke priester uit Alexandrië, Egypte, die was opgeleid in Antiochië aan het begin van de vierde eeuw. Rond 318 na Christus beschuldigde Arius bisschop Alexander van Alexandrië ervan dat hij zich had aangesloten bij het Sabellianisme, een valse leer die stelde dat de Vader, de Zoon en de Heilige Geest slechts rollen of verschijningsvormen waren die God op verschillende momenten aannam. Arius was vastbesloten om de eenheid van God te benadrukken, maar hij ging te ver met zijn leer over Gods natuur. Arius ontkende de Drie-eenheid en introduceerde een onderscheid tussen de Vader en de Zoon dat op het eerste gezicht niet veel gevolgen leek te hebben.

Arius beargumenteerde dat Jezus niet hetzelfde wezen was als de Vader (in het Grieks wordt daarvoor de term homoousios gehanteerd), maar een soortgelijk wezen; in het Grieks homoiousios. Slechts één Griekse letter verschil tussen beide termen (de jota, ofwel de i). Arius omschreef zijn standpunt als volgt: “De Vader bestond vóór de Zoon. Er was een tijd dat de Zoon niet bestond. Daarom is de Zoon geschapen door de Vader. Derhalve kan gesteld worden dat hoewel de Zoon de hoogste van alle schepselen was, Hij niet van Gods wezen was.”

Arius was heel slim en deed zijn best om de mensen aan zijn kant te krijgen. Hij ging daarbij zelfs zó ver dat hij korte liedjes componeerde om daarmee zijn theologie te onderwijzen, die hij aan iedereen probeerde te leren die wilde luisteren. Zijn sympathieke aard en gerespecteerde positie als predikant droegen bij aan zijn zaak, evenals het feit dat hij zichzelf veel ontzegde.

Ten aanzien van afvalligheid is het van het grootste belang dat alle Christenen twee wezenlijke dingen begrijpen: (1) hoe ze afvalligheid en afvallige leraren moeten herkennen, en (2) waarom afvallige leer zo dodelijk is.

De vormen van afvalligheid

Om afvalligheid goed te kunnen herkennen en bestrijden, is het belangrijk dat Christenen de diverse verschijningsvormen ervan begrijpen, en de kenmerken herkennen die afvallige leerstellingen en leraren karakteriseren. Ten aanzien van de vormen van afvalligheid: er zijn twee hoofdtypes. Dit zijn (1) verval van belangrijke en ware leerstellingen van de Bijbel, naar “ketterse” leer die beweert “de ware” Christelijke leer te zijn, en (2) het volledig de rug toekeren aan het Christelijke geloof, hetgeen een gehele verlating van Christus tot gevolg heeft.

Arius is een voorbeeld van de eerste vorm van afvalligheid— een ontkenning van sleutelwaarheden uit het Christendom (zoals de goddelijkheid van Christus). Daarmee begint een afglijden dat leidt tot een volledige afkeer van het geloof, hetgeen de tweede vorm van afvalligheid is. Het is belangrijk om te begrijpen dat de tweede vorm vrijwel altijd begint met de eerste. Een afvallig geloof wordt een afvallige leer die zich versplinterd en verbreidt totdat alle aspecten van iemands geloof vervuild zijn, en dan is het doel van Satan bereikt, namelijk: een compleet wegvallen van het Christendom.

Een recent voorbeeld van zo’n proces is een studie die in 2010 gedaan werd door de prominente atheïsten Daniel Dennett en Linda LaScola, getiteld “Predikanten Die Niet Geloven.” Het werk van Dennett en LaScola’s richtte zich op vijf verschillende predikanten die gedurende een verloop van tijd ketterse leerstellingen over het Christendom aangeboden kregen en ook aanvaardden, en sindsdien volledig van hun geloof gevallen zijn. Zij zijn nu ofwel pantheïsten of clandestiene atheïsten. Een van de meest verontrustende feiten die uit deze studie naar voren kwamen was dat deze predikanten hun leidinggevende positie in Christelijke kerken behielden terwijl hun parochies niets af wisten van hun werkelijke geestelijke toestand.

Tegen de gevaren van afvalligheid wordt gewaarschuwd in het boek Judas, dat een handboek is om de kenmerken van personen zoals die in de studie van Dennett en LaScola’s beschreven zijn, te begrijpen. De woorden van Judas zijn voor ons vandaag de dag nog net zo relevant als toen hij ze opschreef in de eerste eeuw. Dus het is belangrijk dat we ze goed lezen en begrijpen.

De kenmerken van Afvalligheid en Afvalligen

Judas was de halfbroer van Jezus en een leider van de vroege kerk. In zijn brief, die onderdeel vormt van het Nieuwe Testament, beschrijft hij hoe afvalligheid herkend kan worden, en dringt hij er sterk op aan dat diegenen die tot het Lichaam van Christus behoren, “strijden voor het geloof” (vers 3). Het Griekse woord dat hiervoor gebruikt wordt houdt verband met de term “kwelling”. De werkwoordsvorm waarin het woord gebruikt wordt, duidt er op dat de strijd die hiermee bedoeld wordt, voortdurend is. Met andere woorden, Judas zegt ons dat er een oneindige strijd zal zijn tegen valse leer, en dat Christenen dit zo serieus moeten nemen dat we ons “gekweld” zullen voelen door de strijd waarin we verkeren. Bovendien maakt Judas duidelijk dat elke Christen tot deze strijd opgeroepen is, dus niet alleen de kerkleiders. Het is dus van essentieel belang dat alle gelovigen hun onderscheidingsvermogen aanscherpen zodat ze afvalligheid in hun midden kunnen herkennen en voorkomen.

Nadat hij zijn lezers aangespoord heeft om te strijden voor het geloof, licht Judas toe waarom hij deze aansporing doet: “Er hebben zich namelijk ongemerkt mensen onder u gemengd van wie het vonnis al lang geleden schriftelijk is vastgelegd: goddelozen, die de genade van onze God misbruiken als voorwendsel voor losbandigheid en die onze enige Meester en Heer, Jezus Christus, verloochenen” (vers 4). In dit ene vers verschaft Judas de Christenen drie kenmerken over afvalligheid en afvallige leraren.

Ten eerste zegt Judas dat afvalligheid subtiel kan zijn. Hij gebruikt het woord “ongemerkt” (dat nergens anders in de Bijbel te vinden is) om te beschrijven hoe afvalligen de kerk binnenkomen. In niet-Bijbels Grieks wordt de term gebruikt om de sluwe geslepenheid van een advocaat te omschrijven, die door slimme argumentering de gedachten van rechtbankmedewerkers beïnvloedt en hun denken aantast. Het woord betekent letterlijk “langs een zijdeur binnenkomen, sluipend binnenkomen, stiekem binnenkomen; moeilijk te ontdekken”. Met andere woorden, Judas zegt dat afvalligheid zelden begint op een open en makkelijk te herkennen wijze. In plaats daarvan lijkt het veel op de prediking van Arius, waarbij, op een nonchalante manier, slechts één enkele letter zijn doctrine onderscheidt van de ware leer van het Christelijke geloof.

A.W. Tozer schreef over dit aspect van afvalligheid en de gevaren die eronder schuilgaan: "De dwaling is zo bedreven in het nabootsen van de waarheid, dat de twee voortdurend voor elkaar aangezien worden. Je hebt vandaag de dag een scherpe blik nodig om te weten welke broeder Kaïn is en welke Abel". De apostel Paulus spreekt ook over de leer en het gedrag van afvalligen, die zich naar anderen toe heel vriendelijk voordoen. Hij zegt: "Schijnapostelen zijn het, die zich door oneerlijk te werk te gaan voordoen als apostelen van Christus. Dat is ook geen wonder, want niemand minder dan Satan vermomt zich als een engel van het licht” (2 Korintiërs 11:13-14). Met andere woorden, verwacht niet van afvalligen dat zij zich naar buiten toe slecht voordoen of dramatische woorden spreken over ketterij wanneer zij met hun leer voor de dag komen. In plaats van de waarheid direct te ontkennen, zullen afvalligen de waarheid verdraaien om die in hun eigen belangen in te passen. Maar, zoals predikant R.C. Lensky opgemerkt heeft: “De ergste vormen van slechtheid bestaan uit verdraaiingen van de waarheid”.

Ten tweede beschrijft Judas de afvalligen als “goddeloos” en als mensen die Gods genade gebruiken als vrijwaring om onrechtvaardige daden te verrichten. Te beginnen met “goddeloos”: Judas beschrijft achttien niet-zo-fraaie kenmerken van afvalligen zodat zijn lezers ze makkelijker kunnen herkennen. Judas zegt dat de afvalligen goddeloos zijn (vers 4), losbandig (vers 4), ze verloochenen Christus (vers 4), ze bezoedelen hun lichaam (vers 8), verwerpen het gezag van de Heer (vers 8), lasteren de hemelse machten (vers 8), zijn onwetend over God (vers 10), verkondigen valse visioenen (vers 10), veroorzaken hun eigen ondergang (vers 10), ze mopperen (vers 16), zoeken een reden om te klagen (vers 16), ze doen hun eigen zin (vers 16), zijn verwaand en vleien de mensen (vers 16), bespotten God (vers 18), veroorzaken verdeeldheid (vers 19), hebben hun blik gericht op de wereld (vers 19) en tot slot (weinig verrassend) ze hebben de Geest niet en zijn niet gered (vers 19).

Ten derde zegt Judas dat afvalligen “onze enige Meester en Heer, Jezus Christus, verloochenen”.

Hoe doen afvalligen dat? Paulus vertelt ons dat in zijn brief aan Titus: "Voor wie rein zijn, is alles rein; maar voor wie bezoedeld en ongelovig zijn, is niets rein, want zowel hun verstand als hun geweten is bezoedeld. Ze belijden dat ze God kennen, maar hun daden weerspreken dat. Weerzinwekkend zijn ze, onwillig en niet in staat tot ook maar iets goeds " (Titus 1:15-16, nadruk toegevoegd). Door hun onrechtvaardige gedrag laten de afvalligen hun ware persoonlijkheid zien. Anders dan een afvallige is een ware gelovige iemand die verlost is van de zonde en rechtvaardigheid in Christus tegemoet mag zien. Samen met Paulus vragen zij aan de afvalligen die losbandig gedrag promoten: “Betekent dit nu dat we moeten blijven zondigen om de genade te laten toenemen? Dat in geen geval. Hoe zouden wij, die dood zijn voor de zonde, nog in zonde kunnen leven?” (Romeinen 6:1-2)

Maar de valse leer van de afvalligen laat hun ware aard ook zien. Petrus zegt: “Toch zijn er destijds onder het volk ook valse profeten opgetreden, en zo zullen er ook onder u dwaalleraren verschijnen. Ze zullen met verderfelijke ketterijen komen en zelfs de Meester die hen heeft vrijgekocht verloochenen. Daarmee bewerken ze spoedig hun eigen ondergang” (2 Petrus 2:1). Een ander aspect van ware gelovigen is dat zijn vanuit de geestelijke duisternis verlost zijn naar het licht (Efeziërs 5:8) en om die reden de kernwaarden van de Bijbel niet zullen ontkennen, zoals Arius wel deed ten aanzien van de goddelijkheid van Jezus.

Uiteindelijk uit afvalligheid zich wanneer de afvallige wegzakt en de waarheid van Gods Woord en Zijn rechtvaardigheid achter zich laat. De apostel Johannes geeft aan dat een valse gelovige hieraan herkenbaar is: “Ze zijn uit ons midden voortgekomen maar ze hoorden niet bij ons, want als ze werkelijk bij ons hadden gehoord, zouden ze bij ons gebleven zijn. Maar het moest aan het licht komen dat niemand van hen bij ons hoorde” (1 Johannes 2:19).

Ideeën hebben Gevolgen

Dat God afvalligheid en valse leer serieus neemt, blijkt wel uit het feit dat elk boek van het Nieuwe Testament (met uitzondering van Filemon) waarschuwingen bevat over valse leer. Waarom dat zo is? Dat is zo omdat ideeën gevolgen hebben. Op de juiste manier denken en de vruchten van dat juiste denken produceren goedheid, terwijl verkeerde gedachten en verkeerd handelen ongewenste sancties opleveren. Zo waren bijvoorbeeld de slagvelden in Cambodja in de jaren ’70 het resultaat van de nihilistische wereldvisie van Jean Paul Sartre en zijn leer. De leider van de Rode Khmer, Pol Pot, bracht de filosofie van Sartre op een duidelijke en angstaanjagende manier in de praktijk naar het volk toe. Dit werd op deze wijze verwoord: “Jou laten leven levert niets op. Jou doden kost ons niets.”

We moeten niet vergeten dat Satan zich niet tot Adam en Eva in het paradijs richtte met een zichtbare bewapening of bovennatuurlijk wapen; in plaats daarvan kwam hij bij hen met een idee. En door dat idee werden zij en de rest van de mensheid veroordeeld, met als enige redding: de opofferende dood van Gods Zoon.

De grote tragedie is dat afvallige leraren hun nietsvermoedende volgelingen verdoemen, of ze dat nou bewust of onbewust doen. Een van de meest afschrikwekkende verzen in de hele Bijbel wordt uitgesproken door Jezus. Wanneer Hij tot Zijn leerlingen spreekt over de religieuze leiders van Zijn tijd, zegt Hij: “Laat ze toch, die blinde blindengeleiders! Als de ene blinde de andere leidt, vallen ze samen in een kuil” (Matteüs 15:14, nadruk toegevoegd). Dit vers is alarmerend, omdat Jezus hiermee bevestigt dat niet alleen de valse leraren verloren zullen gaan, maar ook degenen die hen volgen. De Christelijke filosoof Søren Kierkegaard zei het als volgt: “Want het is nog nooit anders geweest dat als een dwaas op een dwaalspoor raakt, hij meerdere anderen met zich meetrekt”.

Conclusie

In 325 na Christus kwam het Concilie van Nicea hoofdzakelijk bijeen om te spreken over Arius en zijn leer. Zeer tegen de zin van Arius was het eindresultaat zijn excommunicatie uit de kerk en een verklaring in het Verdrag van Nicea dat de goddelijkheid van Christus bevestigde: “We geloven in één God, de Almachtige Vader, maker van alles wat zichtbaar en onzichtbaar is; en in één Heer Jezus Christus, de Zoon van God, geboren uit de Vader, eniggeboren, oftewel, van de substantie van de Vader, God van God, licht van licht, ware God van ware God, voortgebracht, niet geschapen, één substantie met de Vader.”

Arius mag dan al eeuwen dood zijn, maar zijn geestelijke kinderen zijn er nog steeds in de vorm van sektes zoals de Jehova’s Getuigen en anderen die de ware essentie en persoon van Christus ontkennen. Helaas zal het zo zijn dat er zulk kaf tussen het koren zit totdat Christus wederkeert en alle geestelijke vijanden weggenomen zijn (Matteüs 13:24-30). Feitelijk zegt de Bijbel dat de afvalligheid nog erger wordt naarmate de wederkomst van Christus naderbij is. “Velen zullen dan [in de eindtijd] ten val komen, ze zullen elkaar verraden en elkaar haten” (Matteüs 24:10). Paulus herhaalt Jezus’ woorden in zijn eigen geïnspireerde teksten. De apostel zei tegen de Tessalonicenzen dat aan de Wederkomst van Christus een grote afvalligheid vooraf zou gaan (2 Tessalonicenzen 2:3) en dat de eindtijd gekenmerkt zou worden door verdrukking en loze religieuze oplichters: “Weet dat de laatste dagen zwaar zullen zijn. De mensen zullen …… de schijn van vroomheid ophouden, maar de kracht ervan miskennen. Keer je af van zulke mensen” (2 Timoteüs 3:1-2,5).

Het is nu meer dan ooit van het grootste belang dat elke gelovige bidt voor onderscheidend vermogen, en in oprechtheid strijdt voor het geloof dat voor eens en altijd aan de heiligen gegeven is.

© Copyright Got Questions Ministries