www.GotQuestions.org/Nederlands



Vraag: "Wie zijn de uitverkorenen van God?"

Antwoord:
Simpel gezegd zijn “Gods uitverkorenen” degenen van wie God vooraf bepaald heeft dat zij gered zullen worden. Zij worden de “uitverkorenen” genoemd omdat dit woord een keuze tot uitdrukking brengt. Elke vier jaar wordt in de Verenigde Staten een president “verkozen”, dat wil zeggen dat het volk kiest wie die functie mag gaan vervullen. Dit geldt ook voor God en degenen die gered zullen worden; God kiest degenen die gered worden. Zij zijn de uitverkorenen van God.

Op zich is de gedachte dat God degenen uitkiest die gered zullen worden, niet controversieel. Wat wel controversieel is, is hoe en op welke manier God degenen kiest die gered zullen worden. In de hele kerkgeschiedenis overheersten er twee visies met betrekking tot de leer van uitverkiezing (of voorbestemming).

De ene visie, die we de vooruitwetende of voorkennis-visie zullen noemen, leert dat God, dankzij Zijn alwetendheid, weet welke mensen er in de loop van de tijd vanuit hun eigen vrije wil voor zullen kiezen om hun geloof en vertrouwen in Jezus Christus te plaatsen voor hun verlossing. Op basis van deze goddelijke voorkennis, kiest God deze personen uit “voordat de wereld gegrondvest werd” (Efeziërs 1:4). Dit gelooft de meerderheid van de evangelische gelovigen in Amerika.

De andere overheersende visie is de zienswijze van Augustinus, die in principe onderricht dat God niet alleen op goddelijke wijze degenen verkiest die zullen geloven in Jezus Christus, maar er ook op goddelijke wijze voor kiest om deze personen het geloof te schenken waarmee zij in Christus kunnen geloven. Met andere woorden, Gods verkiezing tot redding is dan niet gebaseerd op een voorkennis van het geloof van die persoon, maar is gebaseerd op de vrije, gezaghebbende genade van de Almachtige God. God verkiest mensen tot redding, en op termijn komen deze mensen tot geloof in Christus omdat God hen uitverkoren heeft.

Het onderscheid komt hier op neer: wie heeft uiteindelijk de keuze inzake de redding – God of de mens? Volgens de eerstgenoemde visie (de vooruitwetende visie) heeft de mens het voor het zeggen; zijn vrije wil overheerst en wordt de bepalende factor in Gods uitverkiezing. God kan de weg naar redding voorzien door middel van Jezus Christus, maar de mens moet zelf Christus verkiezen om zijn eigen verlossing te verzilveren. Uiteindelijk doet deze zienswijze af aan het Bijbelse begrip van Gods ultieme gezag. Want deze visie legt de verlossing die de Schepper voorzien heeft, in handen van het schepsel: als God mensen in de hemel wil hebben, moet Hij hopen dat de mens vrijwillig kiest voor Zijn weg naar verlossing. In werkelijkheid is de vooruitwetende verkiezing helemaal geen keuze, omdat God niet echt kiest – Hij bevestigt alleen. Het is de mens die uiteindelijk kiest.

In de zienswijze volgens Augustinus is het God die beslist; Hij is Degene Die, vanuit Zijn eigen soevereine wil, vrijelijk degenen kiest die Hij wil redden. En Hij kiest niet alleen degenen die Hij wil redden, maar realiseert ook hun verlossing. In plaats van alleen die verlossing mogelijk te maken, kiest God degenen die Hij wil redden, en redt ze vervolgens. Deze visie past bij de rol die God toekomt als Schepper en Heerser.

Maar ook de visie van Augustinus is niet zonder problemen. Critici beweren dat de mens volgens deze visie geen vrije wil heeft. Als God degenen kiest die gered zullen worden, wat maakt het dan uit of de mens wel of niet gelooft? Waarom zouden we het Evangelie verkondigen? Bovendien, als God mensen uitverkiest op basis van Zijn soevereine wil, hoe kunnen wij dan verantwoordelijk gehouden worden voor onze daden? Dit zijn allemaal goede en eerlijke vragen die beantwoord moeten worden. Een goede Bijbeltekst om deze vragen mee te beantwoorden is Romeinen 9, de meest gedetailleerde verzen over Gods gezag bij de uitverkiezing.

De context voor de tekst begint bij Romeinen 8, dat besluit met een hoogtepunt in lofprijzing: “Ik ben ervan overtuigd dat … [niets] wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer” (Romeinen 8:38-39). Naar aanleiding hiervan overweegt Paulus hoe een Jood zou kunnen reageren op deze uitspraak. Terwijl Jezus naar de verloren kinderen van Israël kwam en de vroege kerk hoofdzakelijk uit Joden bestond, verspreidde het Evangelie zich veel sneller onder de heidenen dan onder de Joden. De meeste Joden zagen het Evangelie zelfs als een struikelblok (1 Korintiërs 1:23) en verwierpen Jezus. Daardoor zou de gemiddelde Jood zich afvragen of Gods plan van uitverkiezing gefaald had, aangezien de meeste Joden het nieuws van het Evangelie verwerpen.

In heel Romeinen 9 laat Paulus systematisch zien dat Gods soevereine verkiezing sinds het allereerste begin in werking was. Hij begint met een essentiële uitspraak: “Want niet alle Israëlieten behoren werkelijk tot Israël” (Romeinen 9:6). Dit betekent dat niet alle mensen die etnisch Joods zijn (dat wil zeggen, degenen die afstammen van Abraham, Isaak en Jakob) behoren tot het ware Israël (de uitverkorenen van God). Kijkend naar de geschiedenis van Israël laat Paulus zien dat God Isaak verkoos boven Ismaël en Jakob boven Esau. Voor het geval dat iemand zou denken dat God deze personen verkoos op basis van hun geloof of goede werken die zij in de toekomst zouden doen, voegt hij toe: “al voor ze [Jakob en Esau] geboren waren en nog niets goeds of slechts hadden gedaan…. Gods besluit blijft namelijk van kracht: God kiest een mens niet uit op grond van zijn daden, maar omdat Hij hem roept” (Romeinen 9:11).

Nu zouden we in de verleiding kunnen komen om God te beschuldigen van onrechtvaardigheid. Paulus voorziet die beschuldiging in vers 14, waarin hij duidelijk stelt dat God in geen enkel opzicht onrechtvaardig is. “Ik ben barmhartig voor wie Ik barmhartig wil zijn, Ik schenk genade aan wie Ik genade wil schenken” (Romeinen 9:15). God is soeverein over Zijn schepping. Hij is vrij om degenen te kiezen die Hij wil kiezen, en Hij is vrij om degenen over te slaan die Hij wil overslaan. Het schepsel is niet gerechtigd om de Schepper te beschuldigen van onrechtvaardigheid. Het idee alleen al dat het schepsel over de Schepper zou kunnen oordelen, is absurd in de ogen van Paulus, en dat zou het voor elke Christen moeten zijn. De boodschap van Romeinen 9 onderschrijft dit.

Zoals al gezegd zijn er andere teksten die in mindere mate spreken over het onderwerp van Gods uitverkorenen (Johannes 6:37-45 en Efeziërs 1:3-14, om er een paar te noemen). Het gaat er om dat God verordonneerd heeft dat een deel van de mensheid behouden zal blijven voor verlossing. Deze uitverkoren personen werden verkozen vóór het begin der tijden, en hun verlossing neemt zijn beslag in Christus. Zoals Paulus zegt: “Wie Hij al van tevoren heeft uitgekozen, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om het evenbeeld te worden van Zijn Zoon, Die de eerstgeborene moest zijn van talloze broeders en zusters. Wie Hij hiertoe heeft bestemd, heeft Hij ook geroepen; en wie Hij heeft geroepen, heeft Hij ook vrijgesproken; en wie Hij heeft vrijgesproken, heeft Hij nu al laten delen in Zijn luister” (Romeinen 8:29-30).

© Copyright Got Questions Ministries