www.GotQuestions.org/Nederlands



Vraag: "Is pauselijke onfeilbaarheid Bijbels?"

Antwoord:
De Rooms-katholieke Kerk onderwijst dat de Paus onfeilbaar is wanneer hij in zijn gezaghebbende functie over een bepaald onderwerp of over een bepaalde leer spreekt (wanneer hij ex cathedra spreekt). Veel mensen hebben de misvatting dat “pauselijke onfeilbaarheid” betekent dat alles wat de Paus zegt onfeilbaar zou zijn. Dit is niet wat de Rooms-katholieke Kerk bedoelt wanneer zij over “pauselijke onfeilbaarheid” spreken. Volgens de Rooms-katholieke Kerk is de onfeilbaarheid van de Paus, alleen wanneer hij ex cathedra spreekt, een onderdeel van het Magisterium van de Rooms-katholieke Kerk. Dit is het “Leergezag van de Kerk” dat God aan de “moederkerk” gaf om haar onfeilbaarheid te leiden. Dit “Leergezag van de Kerk” bestaat uit het onfeilbare onderwijzende vermogen van de Paus, het onfeilbare onderwijzende vermogen van de kerkelijke concilies die onder het gezag van de Paus samenkomen en het “gewone” Magisterium van de bisschoppen. Dit “gewone” Magisterium bestaat, onder meer, uit het op dezelfde manier onderwijzen van een bepaalde doctrine op verschillende plaatsen door de verschillende bisschoppen (bijvoorbeeld de leer dat Maria zonder zonde werd ontvangen). Als deze bepaalde doctrine vervolgens door de kerk als geheel wordt aanvaard, dan is dat een aanwijzing dat de Heilige Geest via de bisschoppen aan het werk is en dat de leer dus van God afkomstig is. De Paus kan deze leer dan later erkennen en op een onfeilbare manier verkondigen dat deze van God afkomstig is en door alle Rooms-katholieken moet worden aanvaard.

De vraag is of dit in overeenstemming is met de Schrift. De Rooms-katholieke Kerk ziet het Pausdom en het onfeilbare onderwijzende gezag van de “moederkerk” als een noodzakelijkheid om de Kerk te kunnen leiden en gebruikt dat idee als een logische grondslag voor de vraag waarom God hierin voorzag. Maar wanneer we de Schrift bestuderen, dan vinden we het volgende:

1) Hoewel Petrus centraal stond in de vroege verspreiding van het evangelie (een gedeelte van de betekenis van Matteüs 16:18-19) en het onderwijs van de Schrift, toch staat – in de context - nergens geschreven dat hij gezag had over de andere apostelen of over de hele Kerk (zie Handelingen 15:1-23; Galaten 2:1-14; 1 Petrus 5:1-5). Noch wordt ooit onderwezen dat de Bisschop van Rome oppermachtig over de Kerk zou zijn. In de hele Schrift bestaat feitelijk slechts één verwijzing naar Petrus die vanuit “Babylon” schrijft. Babylon is een naam die soms op Rome wordt toegepast, en we vinden deze verwijzing in 1 Petrus 5:13; de leer van de Rooms-katholieke Kerk over het oppermachtige gezag van de Bisschop van Rome is vooral gebaseerd op dit vers en op de historische groei van de invloed van de Bisschop van Rome. Maar de Schrift toont dat het gezag van Petrus met de andere apostelen werd gedeeld (Efeziërs 2:19-20) en dat de “bindende en ontbindende” autoriteit die aan hem wordt toegekend op eenzelfde manier met de plaatselijke kerken werd gedeeld, en niet alleen met hun kerkleiders (zie Matteüs 18:15-19; 1 Korintiërs 5:1-13; 2 Korintiërs 13:10; Titus 2:15; 3:10-11). Het fundament van de pauselijke onfeilbaarheid… en het bestaan van het pausdom zelf, heeft dus geen basis in de Bijbel.

2) Nergens stelt de Schrift dat het gezag van de apostelen zou moeten worden overgedragen aan de mensen die door hen werden ingewijd om te voorkomen dat de kerk zou gaan dwalen (de Rooms-katholieke leer van de "apostolische opvolging"). Apostolische opvolging wordt als het ware “opgedrongen” aan de Bijbelverzen die de Rooms-katholieke Kerk gebruikt om deze leer te ondersteunen (2 Timoteüs 2:2; 4:2-5; Titus 1:5; 2:1; 2:15; 1 Timoteüs 5:19-22). Paulus roept de gelovigen in de diverse kerken NIET op om Titus, Timoteüs en de andere kerkleiders te ontvangen op basis van hun gezag als bisschoppen, maar omdat ze samen met hem het werk van de Heer uitvoeren (1 Korintiërs 16:10; 16:16; 2 Korintiërs 8:23). Wat de Schrift ons WEL leert is dat valse leer zelfs vanuit de geaccepteerde kerkleiders zouden voortkomen en dat Christenen de leer van deze latere kerkleiders met de Schrift moeten vergelijken, die in de Bijbel als de enige onfeilbare bron wordt genoemd. De Bijbel onderwijst niet dat de apostelen onfeilbaar waren, afgezien van hun geschreven werk in de Schrift (2 Timoteüs 3:16; 2 Petrus 1:18-21). Toen Paulus met de kerkleiders in de stad Efeze sprak, merkte hij op dat valse leraren zouden verschijnen. Hij vertrouwt hen NIET toe aan “de apostelen en de mensen die hun gezag zullen dragen” om dergelijke dwalingen te bestrijden, maar aan “God en aan het woord van zijn genade...” (Handelingen 20:28-32).

3) Nergens in de Schrift wordt het “onderwijzende Magisterium” of het meesterschap van de bisschoppen onderwezen of op gelijke hoogte met de Schrift geplaatst. Wat de geschiedenis ons wel heeft getoond is het volgende: zodra een andere gezagsbron op gelijke hoogte met de Schrift wordt gesteld, dan blijkt dit tweede gezag uiteindelijk altijd de Schrift te vervangen (dit is bijvoorbeeld gebeurd in het geval van de “andere” geschriften die door de Mormonen worden aanvaard en in het geval van het Wachttorengenootschap van de Jehova's Getuigen). Dit is ook het geval in de Rooms-katholieke Kerk. Herhaaldelijk stelt het Rooms-katholieke Catechismus dat een groot gedeelte van hun doctrines niet in de Schrift geworteld is of er niet op gebaseerd is (zoals het idee dat Maria de mede-verlosser en mede-bemiddelaar is, dat zij zondeloos en vrij van de erfzonde ontvangen zou zijn, enzovoorts). Voor Rooms-katholieken is de “moederkerk” het hoogste gezag, niet de Schrift. Het maakt niet uit dat ze zeggen dat het Magisterium de “dienaar van de Schrift” is. Nogmaals, de Bijbel onderwijst dat de Schrift als maatstaf moet worden gebruikt om het onderscheid te bepalen tussen waarheid en dwaling. In Galaten 1:8-9 zegt Paulus dat het niet uitmaakt WIE er onderwijst, maar WAT er onderwezen wordt, en dat dit gebruikt moet worden om te bepalen wat waar en onwaar is. En terwijl de Rooms-katholieke kerk nog steeds een vloek afroept over de mensen die het gezag van de Paus afwijzen, reserveert de Bijbel die vloek voor mensen die een ander evangelie onderwijzen dan wat ons reeds in het Nieuwe Testament is gegeven (Galaten 1:8-9).

4) Hoewel de Rooms-katholieke Kerk apostolische opvolging en het onfeilbare magisterium van de Kerk als een logische noodzakelijkheid ziet om de Kerk op een juiste manier te leiden, stelt de Schrift dat God hierin al voor Zijn kerk heeft voorzien door middel van:

(a) onfeilbare Schriftteksten, (Handelingen 20:32; 2 Timoteüs 3:15-17; Matteüs 5:18; Johannes 10:35; Handelingen 17:10-12; Jesaja 8:20; 40:8; enzovoorts),

(b) het onophoudelijke priesterschap van Christus in de hemel (Hebreeën 7:22-28),

(c) de voorziening van de Heilige Geest die de apostelen na de dood van Christus in de waarheid zou leiden (Johannes 16:12-14). Hij geeft gelovigen hun gaven om hun bediening te kunnen uitvoeren. Een van deze gaven is onderwijs (Romeinen 12:3-8; Efeziërs 4:11-16). En Hij gebruikt het geschreven woord als Zijn belangrijkste gereedschap (Hebreeën 4:12; Efeziërs 6:17).

Samengevat: de Bijbel heeft het over slechts één bestendige, “voelbare”, onfeilbare gids die God voor Zijn kerk heeft achtergelaten. En dat is het geschreven Woord van God en niet een onfeilbare leider (2 Timoteüs 3:15-17). En Hij heeft ons de Heilige Geest gegeven om geheiligde mensen bij het schrijven van deze Schriftteksten bij te staan (2 Petrus 1:19-21). Hij heeft Zijn Heilige Geest dus gegeven om ook in onze tegenwoordige tijd in de mensen van Zijn kerk te huizen, hen te vullen, te leiden en te begiftigen, met het doel om Zijn kerk te leiden door middel van een correcte interpretatie van het geschreven woord (1 Korintiërs 12; 14; Efeziërs 4:11-16). Het mag ons niet verbazen dat er tegenwoordig schisma’s en valse leer bestaan, omdat de Bijbel ons ook waarschuwt dat er valse leraren zouden komen die het geschreven woord zouden verdraaien (2 Petrus 3:16) en dat er vele valse leraren zouden zijn die vanuit de kerken zelf zouden opkomen (Handelingen 20:30). Daarom moesten gelovigen zich voor correct advies weer tot God en zijn “woord van Genade” wenden (Handelingen 20:32), waardoor zij de waarheid konden bepalen door alles, ongeacht WIE dit zegt, met het evangelie te vergelijken dat de vroege kerk reeds had ontvangen; het evangelie dat voor ons in de Schrift is vastgelegd (Galaten 1:8-9; zie ook Handelingen 17:11).

© Copyright Got Questions Ministries